Auteurs
Autorisators
Als verpleegkundige op de afdeling orthopedie ben je verantwoordelijk voor een patiënt die enkele dagen eerder geopereerd is aan een enkelfractuur. Hij blijkt een wondinfectie te hebben en wordt hiervoor een week lang behandeld met antibiotica intraveneus. De patiënt vraagt, of hij tussen de antibiotica giften naar huis mag. Hij woont dichtbij, kan zelfstandig reizen en geeft aan op tijd terug te zijn op de afdeling voor de volgende antibiotica gift. Maar je twijfelt of intermitterende infusie verstandig is; misschien leidt het tussendoor afkoppelen van het infuus wel tot problemen met het infuus.
Flebitis en complicaties: loskoppelen of waakinfuus bij antibiotica i.v.?
Niet ingevuld.
Search: PubMed, Cochrane, CINAHL, EMBASE en TRIP.Zoektermen: intermittent, continuous, infusion pumps, ‘injections, intravenous’, ‘infusions, parenteral’, ‘infusions, intravenous’, anti-bacterial agents, antibiotic*, cannula, catheterization, intravenous, infusion.Resultaat: 1 Systematic Review (SR) [1] en 1 cohort studie [2]
De SR [1] gaat over de gevolgen van het wel of niet loskoppelen van een infuus bij intermitterende toediening van antibiotica bij neonaten, die het infuus alleen hebben voor de toediening van de antibiotica. Het is een goed uitgevoerde SR, waarbij breed gezocht is naar studies en de verschillende stappen van de review door 2 onafhankelijke onderzoekers zijn uitgevoerd. Er zijn 2 gerandomiseerde studies (RCTs) gevonden met in totaal 124 neonaten, waarbij intermitterende infusie werd vergeleken met continue infusie. Terecht werd afgezien van poolen. Bij 1 geïncludeerde studie was de manier van randomisatie niet beschreven. Blindering was niet mogelijk. De resultaten
in beide gevonden RCTs zijn niet optimaal gepresenteerd en geanalyseerd, waardoor de validiteit discutabel is.
Naar aanleiding van de hierboven genoemde SR werd een retrospectieve cohort studie [2] uitgevoerd bij neonaten. Het loskoppelen van het infuus tussen antibiotica giften werd als een nieuwe werkwijze geïmplementeerd. Om een effect aan te tonen werd een voor- en nameting gedaan. In deze voor- en nameting werden duidelijke criteria
gehanteerd welke patiënten werden geïncludeerd. Gegevens werden voor beide groepen uit de neonatale database gehaald. Er is op een adequate manier geanalyseerd, maar het betrof een kleine steekproef (N=82).
Nog geen resultaten toegevoegd.
In de SR worden 2 RCTs besproken. Eén RCT vond dat er minder infusen occludeerden in de continue groep (9%) dan in de intermitterende groep (25%) (absoluut risicoverschil 15.9%, 95% Betrouwbaarheidsinterval (BI) 5.6 tot 26.2%). Echter bij de intermitterende groep traden minder infiltraties, lekkage en flebitis op: 36% versus 67% bij continue groep (absoluut risicoverschil 31.2%, 95% BI 18.5 tot 43.8%). Er was geen verschil tussen beide groepen t.a.v. infuusbehoud.
In de tweede RCT was de duur van infuusbehoud bij intermitterende infusie (gemiddeld 2.1 dag) iets langer dan bij de continue infusie (gemiddeld 1 dag) (gemiddeld verschil 1.1, 95% BI 0.6 tot 1.6). In de voor- en nameting bleek dat er geen significant verschil was in de mediane duur van de canule: in de intermitterende groep 36 uur en in de continue groep 36.5 uur. Als voordeel werd de grotere bewegingsvrijheid van de patiënten opgemerkt. Verder bleken de kosten voor intermitterende infusie lager te zijn dan de kosten van continue infusie, maar hoe deze kosten berekend waren, is onduidelijk.