Incidence of deep vein thrombosis after spinal cord injury: a prospective study in 37 consecutive patients with traumatic or nontraumatic spinal cord injury treated by mechanical prophylaxis.

Patients with spinal cord injury (SCI) are at particular risk for deep vein thrombosis (DVT) during their hospital course. In most researches on the prevention of thromboembolic events after SCI, the cause of SCI was usually limited to traumatic origin, and pharmaco-prophylaxis was usually started immediately after SCI irrespective of the presence of DVT. For this reason, it is difficult to determine the exact incidence of DVT after SCI from all possible causes in the absence of anticoagulation treatment. We sought to determine the incidence of DVT and the effect of mechanical treatments without chemical prophylaxis.

Patiënten met een dwarslaesie (SCI) lopen een bijzonder risico op diep-veneuze trombose (DVT) tijdens hun ziekenhuisverblijf. In de meeste onderzoeken naar de preventie van trombo-embolische voorvallen na SCI was de oorzaak van SCI meestal beperkt tot traumatische oorsprong, en werd farmaco-profylaxe meestal onmiddellijk na SCI gestart, ongeacht de aanwezigheid van DVT. Daarom is het moeilijk om de exacte incidentie van DVT na SCI door alle mogelijke oorzaken te bepalen in afwezigheid van antistollingsbehandeling. Wij trachtten de incidentie van DVT en het effect van mechanische behandelingen zonder chemische profylaxe te bepalen.